Naar menu

Interview leerdoelgericht coachen – GroenewOuders

Coachende aanpak geeft leerling meer regie

Door Roland van Zonsbeek

De kijk op het gesprek tussen mentor en leerling is de laatste jaren veranderd. NSG Groenewoud werkt met de NSG-essenties. Deze essenties leveren een bijdrage aan het formuleren van leerdoelen en daar wordt op bevraagd in het mentorgesprek. Inmiddels heeft het grootste gedeelte van de mentoren de training met succes afgerond of is hiermee bezig. En langzaam begint deze mentorcoachtraining zijn vruchten af te werpen.

Peer: “Als je wil dat leerlingen meer uit een mentorgesprek meenemen dan moet je ze meer mede-eigenaar van het gesprek laten zijn. Door het stellen van gerichte vragen rondom de NSG-essenties gaat de leerling meer nadenken en voelt hij zich meer verantwoordelijk voor zijn resultaten. Maar het gaat ook over zijn aanpak en hoe hij zich voelt in de klas en op school. De kunst hierbij is om door te vragen op wat de leerling zegt. Wat bedoel je daarmee? Kun je dat verduidelijken? Geef eens een voorbeeld? Wat nog meer? Allemaal vragen die een leerling dieper laten nadenken. Op deze manier ga je op zoek naar de vraag onder de vraag. Met doorvragen krijgt de leerling beter zicht op wat er speelt en wat er precies aan de hand is en kan hij zijn aanpak daarop aanpassen.”

Daarnaast wordt er in de begeleiding ingezet op het werken met kernkwaliteiten. Kernkwaliteiten zijn bijvoorbeeld enthousiast, bescheiden, creatief en sociaal. Dergelijke kernkwaliteiten kunnen helpen bij het bereiken van leerdoelen.

Kleine concrete stappen
Na een mentorgesprek moeten de stappen ook niet te groot zijn, mag een afspraak die een leerling maakt of een leerdoel dat hij opstelt niet te ver weg zijn. Peer geeft een voorbeeld: “Een conclusie kan bijvoorbeeld zijn dat een leerling voor een toetsweek te laat is begonnen met leren. Je kunt dan wel zeggen: ‘Voor de volgende toetsweek moet ik beter plannen’, maar als je het daarbij laat is dat weliswaar een mooi leerdoel, maar heeft de leerling nog steeds niet duidelijk hoe hij dit leerdoel kan bereiken.”

In gesprek met de mentorcoach onderzoekt de leerling welke werkdoelen passen bij zijn hulpvraag. Deze werkdoelen zijn concreet en daardoor makkelijk in te zetten. Peer: “Het motto is daarbij: hoe concreter, hoe beter! ‘Ik koop een agenda’. ‘Ik kijk iedere avond in Magister’. ‘Ik maak drie weken voor de toetsweek een planner’. ‘Ik laat die planner aan mijn ouders en mentor zien’. Het klinkt misschien simpel, maar juist die kleine stappen kunnen uiteindelijk van grote waarde zijn. Laat een leerling deze concrete werkdoelen opschrijven en mailen, dan kun je er in een later gesprek altijd op terugkomen.”

Rol van ouders
Ouders kunnen hier volgens Peer ook een rol in spelen. “Vraag aan zoon of dochter of hij de laatste tijd met de mentor gesproken heeft en wat er is afgesproken. Vraag welke leerdoelen er zijn bepaald en welke hulp nodig is van de ouders bij het behalen van die doelen. Vraag naar die planner of ga even samen die agenda kopen.”

Uiteindelijk moet het leerdoelgericht coachen ertoe leiden dat leerlingen op termijn nog beter zicht hebben op waar ze mee bezig zijn. Peer besluit: “De brugklassers van nu worden al helemaal in deze nieuwe manier van coachgesprekken meegenomen. Daar moeten ze straks in de bovenbouw de vruchten van kunnen plukken. Dat ze bij wijze van spreken voor aanvang van een mentorgesprek voor zichzelf al een leerdoel hebben geformuleerd. Dan is het doel van deze training en nieuwe aanpak bereikt.”